Vliegende ratten en hun broeders uit het bos – Reportage Jeroen Thijssen Buit 2 2019
Van alle vliegende plagen heeft de patat etende stadsduif waarschijnlijk de slechtste reputatie. Culinair-journalist Jeroen Thijssen onderzoekt of hij dit dubieuze imago kan opvijzelen.Luchtschijter, bedreiger van de schone was, vliegende rat. Die reputatie is helaas verdiend, op dat luchtschijten na: duiven poepen alleen als ze zitten. Maar dat doen ze dan ook in grote hoeveelheden.
De stadsduif is een kruising tussen ontsnapte tamme duiven en rotsduiven, vogels die van oorsprong in gebergten voorkomen. In de stenen omgeving van de stad voelen zij zich prima thuis. Ze leggen dan ook per jaar twee tot drie nesten vol eieren; de jongen en hun ouders vinden een duiven-Walhalla in vuilnisbakken, vol resten friet en broodjes. De stadsduif dreigt wereldheerser te worden, in elk geval van ons land. Geen wonder dat gemeenten, woningbouworganisaties en winkeleigenaren zich tot duivenvangers wenden om iets aan die plaag te doen. Zij vangen de dieren met vangkooien, op plekken waar de duiven wel komen en het publiek niet: hun beroep heeft geen goede pers, de laatste jaren.
Wat gebeurt er met die gevangen dieren? En, belangrijker vraag voor een lekkerbek: smaken ze net zo goed als hun broertjes van het platteland, de houtduiven? Misschien is de vliegende rat een gevleugelde delicatesse. Er zit maar een ding op: ze moeten worden geproefd.
Het uiterlijk van de stadsduiven vergelijken met dat van de houtduiven is onmogelijk, de poelier heeft ze ontdaan van veren, kop en ingewanden. Naast elkaar op de snijplank zijn er weinig verschillen te zien. De houtduiven zijn iets groter, daar houdt het wel mee op. Om eerlijk te kunnen proeven moeten de rompjes, met poten en al, zachtjes worden gekookt, zonder uien, knoflook of kruiden toe te voegen. Dat is jammer. Een kok wil meer dan koken alleen.
Daarom diversifieer ik de werkzaamheden. Van de stadbroers en die uit het bos gaat ieder één in een pan met stovend water. Een kwartiertje moet genoeg zijn om de ergste rauwheid er af te halen. Aan de andere wordt meer werk besteed. Telkens twee, een stads en een hout, worden ragout, gerookt of gesudderd. Een heerlijke geur vult de keuken. Buiten rookt de barbecue.
De pocherende duifjes zijn het eerste klaar. Na twintig minuten beweegt het pootje losjes, de beestjes zijn rosé. Daar liggen ze op de snijplank. Nog steeds is er, op het oog, weinig verschil. Het kost even, ik moet uitvoerig proeven (de familie wil niet) maar de conclusie is duidelijk: de houtduif smaakt wat beter. Niet heel veel, maar wel duidelijk. Maar dat zegt niets, blijkt later. In de ragout is het verschil niet te proeven. Gerookte stadsduif is net zo’n delicatesse als zijn familie uit de bossen en de gesudderde vliegende rat smaakt redelijk, net als die van het hout.
De conclusie is duidelijk: het wordt tijd voor een duivenvangkooi op mijn dak.
Meer lezen?
De nieuwe Buit is te koop in de kiosk bij u in de buurt! Lees in dit nummer over Vera Bachrach en haar Doe-het-zelf-kip, laat je inspireren door de samenwerking tussen vogelaar en jager ten behoeve van de patrijs, ga op reis naar de bergen en woestijnen van Oman en bekijk mensen en vogels in allerlei pluimage.
Bron: Jagersvereniging | 05-08-2019
Terug naar jachtnieuws